Landscape-land
Landscape-land
At the end was not the word nor the place. The last letter enveloped you and me, two people and things in between. Each one is looking for a place, trying to define a position in order to align oneself in space. We live the place and the place lives in us. We change the location, but not always its orientation. We try to fence out what does not always belong to us, to set up a place in other locations.
My place keeps on living inside me and other places live in me as well. I am the place and I want to give it a name, because I want to preserve but not forget myself, because I want to be held. The name is just a word, but connected to the place a whole of a life. My life. Your name is just a word, but connected to you for life.
But your place also lives in me and you live in me. I do not want to wage a war with you, but still own some land from you. My land, your land, our land. Tell me a name for it: fallow land, arable land, hinterland and no-man's land. It is a retreat land for all those who in vain stake it out and put down roots. It is interjacent between you and me. Between-land is unity-land and far-sight land and, on an emotional level, love-land. Oh, reach out your hand to touch me in the end. My land is yet always your land.
Landschaftenland
Am Ende war nicht das Wort, noch der Ort. Der letzte Buchstabe waren du und ich, zwei Menschen und das Dazwischen. Jeder für sich allein einen Ort suchend, eine Lage definierend, um uns auszurichten im Raum. Wir leben den Ort und der Ort lebt in uns. Wir verändern den Ort, aber nicht immer die Lage. Wir versuchen zu umzäunen, was uns nicht immer gehört, uns einen Platz einzuräumen in anderen Orten.
Mein Ort lebt weiter in mir und andere Orte leben auch in mir. Ich bin der Ort, dem ich einen Namen geben will, weil ich ihn behalten und nicht vergessen will, weil ich gehalten werden will. Der Name ist nur ein Wort, aber verbunden mit dem Ort, das Ganze eines Lebens. Mein Leben. Dein Name ist nur ein Wort, aber verbunden mit mir, ein anderes leichteres Leben mit dir.
Aber auch dein Ort lebt in mir und du lebst in mir. Ich will keinen Krieg mit dir führen, aber trotzdem etwas Land besitzen von dir. Mein Land, dein Land, unser Land. Sag mir einen Namen dafür: Brachland, Ackerland, Hinterland und Niemandsland. Ich mag das Niemandsland. Es ist Rückzugsland für alle, die vergeblich Pfähle hieben und Wurzeln gießen. Es ist das Dazwischen zwischen dir und mir. Zwischenland ist Einheitsland und Weitsichtsland ist Gefühlsebene und Liebesland. Oh, reich mir doch endlich deine Hand! Mein Land ist doch immer auch dein Land.
Landschappenland
Uiteindelijk was er noch het woord, noch de plek. Jij en ik waren de laatste lettergreep, twee mensen en de ruimte tussen hen in. Ieder op zoek naar een plek, op zoek naar een definitie van de ligging ervan, om zich zo in de ruimte te kunnen oriënteren. De plek bestaat door ons, de plek leeft in ons. Wij veranderen de ligging ervan, maar op haar richting hebben we geen vat. We palen datgene af wat niet altijd van ons is, om ons een plaats tussen andere plekken in te kunnen schuiven.
Mijn plek leeft in mij, net zoals er ook andere plekken in me huizen. Ik ben de plek die ik benoemen wil, zo kan ik haar vastgrijpen, om niet te vergeten, omdat ik vastgehouden wil worden. De benaming ervan is slechts een woord, steeds gelinkt aan die plek, mijn ganse leven, dat van mij. Net zoals jouw naam ook maar een woord is, die door haar verbondenheid met mij, mijn leven met jou anders en lichter maakt.
Maar ook jouw plek leeft in mij, net zoals jij in mij leeft. Ik ben niet uit op een oorlog met jou, gewoon een stukje land van jou bezitten, volstaat al. Mijn land is jouw land is ons land. Je hoeft het gewoon maar te benoemen: braakland, akkerland, achterland en niemandsland. Ik heb een voorkeur voor dat laatste, niemandsland. Een terugtrekland voor iedereen die tevergeefs staken hakt en wortels giet. Het is de ruimte tussen jou en mij, het ertussenland als eenheidsland. Het vergezichtenland gevoelsmatig, als liefdesland. Alsjeblieft, reik me toch je hand, al was het maar omdat mijn land ook dat van jou is.
This text was published in Dutch in Kunstletters, 007, pp.48–50